Inmiddels zijn er de afgelopen maanden, sinds De marxische erfenis van het Aggiornamento door Wim Berkelaar tot boek van de maand werd uitgeroepen, verschillende recensies verschenen, inclusief blogs van diverse auteurs, die ik t.z.t. alle op mijn recensiepagina zal plaatsen. Ik was vooral content met de flitsrecensie van Ger Groot, voormalig SUN-auteur en kenner van het fonds. Ik plaats hem hieronder. Rob Hartmans had in het Historisch Nieuwsblad helaas maar beperkte ruimte voor zijn eveneens zeer positieve bespreking.
In De Groene Amsterdammer kreeg Jos Palm liefst drie pagina’s om mijn boek te bespreken, maar hij gebruikte die uitsluitend om zijn eigen werk Van Maria tot Mao te promoten. Heel merkwaardig. Volgens Palm was zijn stuk niet als recensie bedoeld al stond hij wel in de betreffende rubriek en had de redactie de uitgever nog kort ervoor om toepasselijke illustraties gevraagd. Verbaasde reacties van veel lezers werden door De Groene niet geplaatst of beantwoord.
FLITSRECENSIE 109 Ger Groot
C. Willemsen: De marxistische erfenis van het Aggiornamento. Uitg. Roelants, 512 blz.
Naarmate geschiedschrijving dichterbij komt, lees je die anders. Situaties worden herkenbaar, personen, conflicten en dilemma’s duiken ook vanuit het geheugen op. Ergens halverwege de kroniek en het ooggetuigenverslag krijgt het herinnerde, in een breder kader geplaatst, iets vervreemdends en raakt, omgekeerd, het afstandelijke verhaal vertrouwd.
Zelf kwam ik in het begin van de jaren 90 in contact met de uitgeverij SUN. Ik ging er mijn boeken uitgeven en raakte bevriend met de mensen die het bedrijf droegen. Marxistisch was de SUN toen al lang niet meer. Daar was volgens Willemsens historische studie van (vooral) de eerste vijftien jaar van de uitgeverij al sinds ruim een decennium geen sprake meer van.
Om het ontstaan en vroege succes van wat toen nog de S.U.N. heette te verklaren, zet Willemsen zijn boek breed op. Voordat de uitgeverij ten tonele verschijnt, zijn er al zo’n honderd bladzijden besteed aan voor- en naoorlogse katholieke pogingen een eigen intellectuele biotoop vorm te geven. Van (uiterst) rechts tot links.
En tenslotte tot uiterst links. In het licht van de latere traditiebewuste kwaliteitsuitgeverij is het enigszins onthutsend te zien hoe verbeten marxistisch haar ‘Gründerzeit’ was. Dat leidde nogal eens tot hardhandige confrontaties en soms uitgesproken botheid, met veel intussen onbegrijpelijk geworden ideologisch gekibbel. Maar ook met een gedrevenheid die, in de persoon van de erudiete Henk Hoeks, later een nieuwe bedding zou vinden.
Willemsen legt veel nadruk op de continuïteit van het katholieke denken vóór en na de Tweede Wereldoorlog, dat zich voortzette in de SUN. Al verschoof de partijkeuze radicaal, het probleem dat er de aanleiding tot vormde verschilde niet wezenlijk: hoe houdt men in een versplinterende samenleving een gemeenschap bijeen? Niet alle parallellen tussen vroeger en later zijn even overtuigend, maar de grondstelling overtuigt in grote lijnen wel.
In zijn ‘Dankwoord’ blijkt ook Willemsen zelf geen onbekende van de SUN. Pas dan breekt, na de afstandelijke en enigszins barse toon waarmee hij de wederwaardigheden ervan behandelt, een persoonlijker betrokkenheid door. Dat contrast is lofwaardig: private relaties en gevoelens geven in de geschiedschrijving geen pas.
Mede daardoor is ‘De marxistische erfenis van het Aggiornamento’ een solide, diepgravend en soms uitgesproken spannend portret van de SUN èn het daarbij behorende tijdsbeeld geworden. Zo levendig als die periode nog in het geheugen ligt, zo onvoorstelbaar is ze intussen geworden. Ook dat behoort tot de historie: de gebeurtenissen gaan hun eigen weg, vaak wispelturig, pijnlijk of uitgesproken tegenstrijdig – gemarkeerd door mensen die het verdienen te worden herinnerd.