de Volkskrant
Het afgelopen jaar was het Anton Tsjechov-jaar. Toen de grote Russische schrijver van verhalen en toneelstukken stierf in 1904, werd daar in Nederland niet veel aandacht aan besteed. De weinigen die zijn werk kenden, dachten met een tweederangs Guy de Maupassant van doen te hebben.
Dat vertekende beeld is inmiddels gecorrigeerd. Vorige maand werden de toneelstukken Oom Wanja en Ivanov heropgevoerd, er waren lezingen en stukken in de grote kranten.
En dat is nog niet alles. Want het Tsjechov-jaar wordt gevolgd door twee nog vettere Tsjechovjaren: tussen deze maand en januari 2007 worden de verzamelde verhalen van de vroeggestorven realist in vijf delen uitgegeven door Van Oorschot, in een nieuwe vertaling van Tom Eekman, Aai Prins en Anne Stoffel.
In het jongste nummer van het Tijdschrift voor Slavische Literatuur zoekt redacteur Cees Willemsen het drietal op. Bij zijn binnenkomst zitten de vertalers te discussiëren over de juiste transcriptie van de Russische 'b', onze 'v'. Moet dat ook een 'v' worden als een andere spellingswijze is ingeburgerd? Als wodka in de Van Dale staat, meent Aai Prins, dan kan dat beter niet vodka worden. Maar wat te doen met Toergenjev, merkt Anne Stoffel op, 'volgens onze principes moeten we deze naam zonder ”j” schrijven.' Maar voor de Nederlandse lezers is het ontbreken van de 'j' in Toergenev weer verwarrend.
Veel doet het er niet toe, maar deze zorg om de kleinste details wekt wel veel vertrouwen in de op handen zijnde vertaling. Dat het vertalersdrietal na deze vertaalmarathon alleen nog maar enthousiaster lijkt te zijn geworden over zijn idool, doet de lezer bij voorbaat handenwrijven.
En de nieuwsgierigheid groeit naar het oordeel van de huidige generatie over Tsjechov. Was de Russische schrijver wezenlijk optimistisch, of onderschatten we dan zijn ironie? Had de roemruchte slavist Karel van het Reve het misschien bij het rechte eind, toen hij schreef: 'Bij Tsjechov staan de helden er aan het eind van het stuk even beroerd voor als aan het begin. De optimistische praatjes aan het eind zijn volstrekt abstract. Er wordt niet gezegd: treur niet, moeder, wij gaan fijn samen een tabakswinkeltje beginnen, of zoiets, nee, er wordt alleen maar gezegd dat de mensheid over vijfhonderd jaar zo gelukkig zal zijn. Tel uit je winst.'
Hoe we de Russische schrijver ook gaan karakteriseren, zijn scherpte en humor spreken ons ook een eeuw na zijn dood direct aan. Dat zal aanstonds blijken uit de Verzamelde verhalen deel 1, maar het is ook nu al te ervaren door de drie onbekende Tsjechovstukjes in dit tijdschrift: Jenny Stelleman vertaalde de grappige eenakter Tatjana Repina (1889), Eric de Haard tekent voor De Vliegende Eilanden (1882), een baldadige parodie op Jules Verne, en zes leden van het Nederlands Tsjechov Genootschap vertaalden een verhaal uit 1887, waarin een abt een kijkje neemt in de stad en hoofdschuddend terugkeert. Allemaal zedeloosheid daar. Huilend verhaalt hij van lichtekooien en drankfestijnen. De volgende morgen is de abt alleen over in het klooster. Alle monniken zijn weggelopen naar de stad.
Tijdschrift voor Slavische Literatuur nr. 39: Anton Tsjechov. ISSN 0922-1182; € 6.
Arjan Peters, 05-01-2005